Apokalyps 21,10-14+22-23 – zr. Rebecca

inleiding:

Broeders en zusters in Christus, u allen van harte welkom in deze viering, waarin wij bijeen mogen zijn in de Naam van God, die is: Vader, Zoon en Heilige Geest. Amen.

Dit weekend vieren we de zesde zondag van Pasen. Zoals het openingslied al deed blijken, bewegen we ons in de liturgie richting het Pinksterfeest, wanneer we de zending van de Heilige Geest vieren. De Heilige Geest, de Trooster en Helper die de Vader in Jezus’ Naam zal zenden, en Die ons alles leert en in herinnering brengt wat Hij ons heeft gezegd. In deze viering vervolgen we ook onze bezinning op het Zonnelied, dat precies 800 jaar geleden door Franciscus geschreven werd. We richten vanavond onze aandacht op het volgende vers:

Wees geprezen, mijn Heer, door wie omwille van uw liefde
vergiffenis schenken, en ziekte en verdrukking dragen.
Gelukkig wie dat dragen in vrede,
want door U, Allerhoogste, worden zij gekroond.

Vergiffenis, draagkracht, vrede – het zijn bij uitstek gaven van de Geest. Voor ons als clarissen roept dit vers ook een ander lied van Franciscus in gedachten: zijn Bemoediging voor de arme zusters, dit jaar eveneens precies 800 jaar geleden geschreven. Ook deze tekst zal daarom in deze viering klinken, terwijl wij ons aan de hand van de lezing uit de Openbaring van Johannes bezinnen op wat het betekent om door God gekroond te worden.

bezinning:

Dat de Bemoediging voor de arme zusters veel overeenkomsten vertoont met het vers van het Zonnelied waar wij ons vanavond op bezinnen, is niet verwonderlijk. Het zijn allebei teksten die Franciscus in eenzelfde periode schreef. Dit was een periode waarin Franciscus zelf overigens ernstig ziek was en binnen de broederschap ook lang niet alles van een leien dakje ging. Vergiffenis schenken, en ziekte en verdrukking dragen waren ook voor Franciscus zelf dus aan de orde van de dag. Hij spreekt uit ervaring als hij zegt: Gelukkig wie dat dragen in vrede, en ook: omwille van Gods liefde. Daarmee laat hij ons zien waar wat hem betreft de sleutel ligt tot een gelukkig leven, een heilig leven, een leven uit één stuk onder Gods oog: dat al ons doen en laten wordt gedreven door Gods liefde en gericht is op de goddelijke vrede. In feite dus: dat wij het leven van de Geest leven, in waarheid, luisterend naar zijn ingevingen en handelend in de kracht van zijn liefde.

Als wij dat doen, zo schrijft Franciscus, dan worden wij door de Allerhoogste gekroond. In zijn bemoediging voor de zusters drukt hij het nog beeldender uit: ieder zal koningin in de hemel zijn, gekroond samen met de maagd Maria. Wat ik een beetje problematisch vind in die uitdrukking is het gebruik van de toekomende tijd. Het lijkt dan bijna alsof er gezegd wordt: hier op aarde maar even de tanden op elkaar en volhouden, en dan volgt er later, na je dood, een beloning in de hemel. Een dergelijke denkwijze kan al te gemakkelijk door machthebbers gebruikt worden om mensen monddood te maken en een onrechtvaardige status quo in stand te houden. Nee, waar het Franciscus om te doen is, is juist een spirituele houding die mensen in hun kracht zet, doordat zij leven vanuit de kracht van Gods Geest. Zoals hij ook aangeeft in het ons overgeleverde verhaal van de ware vreugde: die is er niet in gelegen dat je leven op rolletjes loopt, maar dat je te midden van alles wat je overkomt aan lijden en zelfs onrecht, de innerlijke vrede bewaart. Dat is de echte en ware vreugde, en die is hier en nu al, in de situatie waarin je je bevindt, en ook al verandert er aan die situatie niets.

De apostel Johannes ziet in zijn visioen de heilige Stad, Jeruzalem, stralend en schitterend van God uit de hemel neerdalen. Het nieuwe Jeruzalem is het beeld van het Godsvolk, van de mensen die leven in de kracht van de Geest. Ook van dit beeld zou je kunnen zeggen: het gaat over een toekomstige werkelijkheid, ooit. Maar in feite gaat het over een – nu nog onzichtbare – kant van de werkelijkheid waar wij hier en nu al in leven. Wanneer wij niet alleen leven door de Geest maar ook volgens de Geest, luisterend naar zijn ingevingen en handelend vanuit zijn liefde, vergeving en draagkracht, dan straalt ons leven al van de luister van God zelf. Al is er uiterlijk niets te zien – voor wie er oog voor heeft, dragen wij dan al een kroon die schittert als het kostbaarste gesteente en als kristalheldere jaspis. Het is het visioen waarvan Christus’ verrijzenis de voorbode is en die ons als christenen mag inspireren om het gestalte te geven, stap voor stap, dag voor dag, mens voor mens. Wij mogen ons daarin gesterkt en geleid weten door de Geest van God die onze vrede is.