Matteüs 2,1-12 – zr. Emmanuel
inleidend woord:
Zusters en broeders, wij zijn hier bijeen in de naam van Hem die zich aan ons geopenbaard heeft als God: Vader, Zoon en Heilige Geest. Amen. Van harte welkom in deze vigilie, deze wake op de vooravond van het Hoogfeest van de Openbaring des Heren.
‘De langste reis is de reis naar binnen’, schreef Dag Hammarskjöld in zijn ‘Merkstenen’.
De langste reis is de reis naar binnen. Het Evangelie van deze zondag verhaalt ons van mensen die deze reis ondernomen hebben. De wijzen uit het Oosten, die op het zien van een ster – van dé ster – op reis gaan. Het is een reis langs onbekende paden. Een reis waarop God zelf zich op ongehoorde wijze aan hen openbaart. Een reis die hen verandert, van binnenuit.
De langste reis is de reis naar binnen. Ook wij worden uitgenodigd die reis te ondernemen, verlicht en geleid door de ster. Laten wij ons in deze viering spiegelen aan de wijzen, opdat ook wij de reis naar binnen kunnen gaan, en God zich daar aan ons kan openbaren.
lied:
Zij lazen de loop van de sterren/als lot van het aardse bestaan,/de wijzen die mensen beduidden/waarlangs zij hun weg moesten gaan.
Toen is hun, gezeten in ’t duister,/een stralende ster opgegaan./Zijn licht wekte al hun verlangen/hun paden te buiten te gaan.
bezinning:
Zij lazen de loop van de sterren. Dat is hun vak, hun corebusiness. Toch kennen ook de wijzen de ervaring in het duister gezeten te zijn. Zij zijn vertrouwd met het donker van de nacht, en vrezen daarom ook de donkere nacht in hun eigen leven niet. Zij wachten, waakzaam en aandachtig, op de ster die het donker van de nacht zal doorbreken. Ook wij dienen het uit te houden in het donker van de nacht, waakzaam en aandachtig voor elk spoor van licht. Daar en dan neemt de reis naar binnen een aanvang. Weet de ster ook ons verlangen te wekken?
lied:
Hun wereld werd opengebroken;/de ster bleef bij ’t oude niet staan./Dit hemelse licht bracht hun leven/voorgoed in een andere baan.
De wijzen, zij reisden vol vragen/naar teken en taal in de nacht./Voorbij aan bestaande paleizen/heeft hen deze ster toen gebracht.
bezinning:
De ster zet de wijzen in beweging. Hun wereld wordt opengebroken. Want dat is wat de ster doet: hij verschijnt te midden van ons dagelijkse leven, om ons vervolgens los te maken uit ons gewone doen en laten, uit het oude vertrouwde.
Op de reis naar binnen hebben we het niet zelf in de hand, de reis naar binnen leidt ons ook voorbij onze eigen beelden en verwachtingen. Dan, en alleen dan kan God zelf zich aan ons openbaren, op een wijze die al onze verwachtingen te boven gaat. Hij brengt ons leven voorgoed in een andere baan, en bewerkt zo dat zijn baan en onze baan elkaar op ongehoorde wijze kruisen. Durven wij dat aan?
lied:
Zo lopen de wegen op aarde/niet dood in de duisternis,/sinds zij nieuwe wijsheid vergaarden/in ’t broodhuis dat Bethlehem is.
De paden, gebaand en betreden,/die hebben zij voortaan gekruist./Zij gingen langs andere wegen/en brachten het licht mee naar huis.
bezinning:
Zoals voor de wijzen Bethlehem niet de eindbestemming was, zo gaat ook onze reis verder. ‘Verder worden wij gedreven, een onbekend land in…’ De reis naar binnen leidt ons echter nog altijd over aardse wegen, over onbekende paden. Het licht van de ster vrijwaart ons nog altijd niet van duisternis en nacht.
En tóch. Toch is er iets veranderd. Van binnenuit. Ons leven is werkelijk in een andere baan gebracht. Zoals de wijzen langs een andere weg naar hun land vertrekken, zo zal ook onze weg nooit meer dezelfde zijn. Dragen ook wij het licht met ons mee?
lied:
Een ster die ons nieuw doet geloven,/een glimlach van God in de nacht./Wij komen ons lot weer te boven./Hij wijst ons de weg naar de dag!
bezinning:
Een ster die ons nieuw doet geloven, een glimlach van God in de nacht…
De ster gaat niet langer voor ons uit. Nee, wij dragen hem in ons, omdat God zich daar aan ons wil openbaren, iedere keer opnieuw. Wanneer wij de reis naar binnen gaan, en blijven gaan, raken wij gaandeweg meer en meer vertrouwd met het grote geheim dat wij deze zondag vieren: God Die zich aan ons, aan ieder van ons, aan u, aan mij, wil openbaren. En is dat die lange reis naar binnen niet meer dan waard?