Lucas 2,41-52 – zr. Rebecca

inleidend woord:

Broeders en zusters in Christus, u allen van harte welkom in deze viering op de vooravond van het feest van de Heilige Familie. Wij mogen ons hier verzameld weten in de Naam van Hem die is: Vader, Zoon en Heilige Geest. Amen.
Het openingslied dat we zojuist zongen, roept het tafereel voor ogen waar het evangelie van deze zondag van verhaalt: een twaalfjarige Jezus die samen met zijn ouders, familieleden en dorpsgenoten optrekt naar Jeruzalem voor het Paasfeest. Chronologisch klopt er natuurlijk niets van, dat het Kind dat enkele dagen geleden met Kerstmis geboren is, nu al twaalf jaar is en Pasen viert. Toch belicht dit evangelie inderdaad een belangrijk aspect van de Menswording die wij met Kerstmis vieren. De Zoon Gods is niet alleen binnengetreden in de fysieke realiteit van de menselijke kwetsbaarheid, maar ook in de culturele en relationele werkelijkheid van het menszijn. Over wat dit betekent, ook voor ons nu, wil ik met u in deze viering wat mijmeren.

overweging:

“Wist ge dan niet dat ik in het huis van mijn Vader moest zijn?” De twaalfjarige Jezus zegt het alsof het een vanzelfsprekendheid is, maar voor zijn ouders, die hem pas na drie dagen zoeken daar in de tempel aantreffen, is het dat allerminst. Wat hen betreft, is het huis waar hij thuishoort bij hen in Nazareth. En het is ook helemaal niet verkeerd dat zij zo denken. In zijn Menswording heeft de Zoon van God niet alleen de lichamelijke realiteit van het menszijn op zich genomen, maar is daarmee ook onderdeel geworden van een netwerk van menselijke relaties. Ouders, ooms en tantes, nichten en neven, vrienden en dorpsgenoten, en ook de Joodse godsdienst en cultuur. Hij is daarin opgegroeid en hoort er als vanzelfsprekend in thuis – en toch ook niet helemaal. Na het gebeuren in de tempel in Jeruzalem gaat Jezus weer met zijn ouders mee naar Nazareth terug, maar toch is er iets veranderd. Die ene zin blijft hangen, met alle diepte van betekenis die erin zit: “Wist ge dan niet dat ik in het huis van mijn Vader moest zijn?”

Ook van ieder van ons geldt dat wij onderdeel zijn van een netwerk van relaties. Wij hebben als vanzelfsprekend onze plek te midden van familie en vrienden, onze woonplaats en het land waar we zijn opgegroeid. Voor sommigen zijn die banden helder en vertrouwd, bij anderen zijn er door hun levensgeschiedenis meer breuklijnen, maar voor ieder van ons geldt dat die relaties er zijn en ons leven voor een groot deel bepalen. In bijna al ons doen en laten, laten we ons – veelal ongemerkt – leiden door ofwel cultureel bepaalde gewoonten, ofwel verwachtingen van mensen om ons heen. Op zich is dat niet erg. In relatie staan met anderen is immers een integraal onderdeel van ons menszijn. Maar op enig moment is het ook van wezenlijk belang om ons even los te maken uit alle uiterlijke verbanden en bewust de ruimte op te zoeken van de meest fundamentele relatie van ons leven: die met onze Schepper, de Oorsprong en Bron uit Wie wij leven.

Er zijn momenten dat wij moeten zeggen – tegen anderen, maar misschien voornamelijk ook wel tegen onszelf: “Ik moet nu in het huis van mijn Vader zijn.” Daar, in het huis van mijn hemelse Vader – of dat nu een fysieke heilige plek is, of simpelweg de heilige ruimte van mijn ziel – kom ik tot mijzelf en val ik stil voor wie ik, in alle eenvoud, van God uit mag zijn. Want het is voor de relatie met Hem dat ik geschapen ben. Mijn leven voltrekt zich ten diepste vanuit Hem en naar Hem toe – Hem die de Liefde zelf is. Daar, in die heilige ruimte, ontdek ik ook dat Hij in feite de grondslag en diepste werkelijkheid is van iedere andere relatie waarin ik leef. Want dat wij mensen relationele wezens zijn, wil nog niet zeggen dat iedere relatie die wij aangaan of waar wij ons in aantreffen automatisch goed is en vruchtbaar. Er is altijd uitzuivering nodig en een groeiproces, om een relatie – minstens tot op zekere hoogte – uitdrukking te laten zijn van de goddelijke Liefde. Iedere relatie vraagt om die gang naar het huis van onze hemelse Vader, steeds weer, zodat de relatie zelf en de betrokken personen werkelijk beeld en gelijkenis kunnen worden van Hem en zo volledig tot hun recht komen. Ook dit is menswording. De viering van Gods menswording in Jezus Christus roept ons op om ook deze weg van menswording te gaan.