Johannes 18,28-40 en psalm 4 van Franciscus van Assisi – zr. Esther

Begroeting en inleiding:

Genade en vrede zij u vanwege God onze Vader
en onze Heer Jezus Christus.
Wij vieren deze zondag het feest van Christus Koning. Maar de omstandigheden waarin wij deze Koning aantreffen zijn verre van koninklijk.
Ik moest bij de voorbereiding van deze dienst al snel denken aan de 4e psalm van Franciscus. Vanaf het begin van het christendom worden psalmverzen toegepast op of gelezen vanuit Christus. Franciscus heeft dit ook opgenomen en nog specifieker gedaan: zijn psalmvers-collecties hebben de intentie om – zoals een troubadour in zijn tijd deed – het ‘Heldendicht’ van Christus te beschrijven. Wij zullen in deze viering vooral ook naar zijn 4e psalm kijken. Maar beginnen wij met een afstemming op het goede spoor, Gods spoor.

psalm 4 van Franciscus:

1. Erbarm Je over mij, God –
ja, mij mishandelt de mens +
de hele dag door bevecht en kwelt hij mij.
2. Mijn vijanden mishandelen mij de hele dag door +
ja, met velen strijden ze tegen mij.
3. Al mijn vijanden beramen het ergste tegen mij +
tot een dodelijk woord besluiten zij tegen mij.
4. De bewakers van mijn ziel +
konkelen over mij.
5. Ze gaan naar buiten +
en daar ga ik over de tong.
6. Allen die mij zien, lachen om mij +
ze openen hun lippen en schudden hun hoofd.
7. En ik, ik ben een worm en geen mens +
een schande voor de mensen, een paria onder het volk.
8. Erger dan voor mijn vijanden
ben ik geworden tot een schande voor de buurt +
en tot een schrik voor al mijn bekenden.
9. Heilige Vader, stel jouw hulp voor mij niet uit +
kijk hoe Je mij kunt ontzetten.
10. Sta klaar om mijn bijstand te zijn +
Heer, God die mij redt.

overweging:

Franciscus bad zijn psalm 4 op de tijd van de terts; de tijd waarop de veroordeling van Jezus plaatsvond. En in de psalm roept de Held God aan en uit wat hij van binnen ervaart. Vervolgens schetst hij zijn situatie, wat hij van buitenaf ondervindt. Franciscus zocht daarvoor psalmverzen die bij de sfeer van dat moment hoorden: verzen rond iemand die onder de voet gelopen wordt, aan alle kanten overheerst door vijanden die op zijn dood uit zijn. Vóór Jezus gekruisigd werd met nagelen, werd hij gekruisigd door tongen. We horen verzen vol hatende woorden en samenzwering. De sfeer laat zich kenmerken door het driemaal terugkerende ‘tegen mij’.
Franciscus volgt de beweging die we in het verhaal van Joannes ook horen: van buiten naar binnen en andersom. Het is een heen en weer. Waar Jezus wordt binnengeleid is er sprake van koningschap en waarheid. Dat is al zo als hij Jeruzalem binnentreedt en de menigte hem toezingt: “Hosanna, gezegend die komt in de naam van de Heer, de koning van Israël”. Als hij door Pilatus het Pretorium wordt binnengeleid ontspint zich het gesprek rond het koningschap en de waarheid. Maar als hij wordt buiten geleid schreeuwt de menigte: “Kruisig hem”.
Buiten klinken de tegenstemmen, binnen kan waarheid klinken.
Jezus maakt voor zijn koningschap een duidelijk onderscheid tussen ‘deze wereld’ (buiten) en de plaats waar waarheid kan klinken (binnen). Als Pilatus weer naar buiten gaat zwicht hij voor de stem van de menigte. Het loopt niet goed af. Franciscus kiest hiervoor verzen uit psalm 22: “… ze lachen om mij, ze schudden het hoofd; ik ben een worm en geen mens, een paria onder het volk, een schrik voor al mijn bekenden….”.
De vijand, de vader van de leugen, slaagt en denkt gewonnen te hebben. Maar in dezelfde psalm 22 vindt Franciscus het vers dat alles kan keren en waar duidelijk wordt waar de werkelijke en definitieve strijd zich voltrekt. De Held keert nog dieper naar binnen en roept de Vader aan: “Heilige Vader, stel Jouw hulp voor mij niet uit, kijk hoe Je mij kunt ontzetten. Sta klaar om mijn bijstand te zijn, Heer, Gij die mij redt”.
Veel uit deze psalm van Franciscus kunnen we ook verbinden met zijn eigen levensverhaal. Bij alle bespottingen aan het begin van zijn weg zal hij de kwade tongen herkend hebben die uit waren op zijn ondergang. Hij heeft zich gespiegeld aan de weg van Jezus, hij sloeg niet terug, hij vluchtte niet, maar keerde naar binnen; naar de Vader in de hemel, naar de God die hem schiep. Hij volgde Jezus die in zijn naam al zegt dat God redt. En hij schreef die mooie wijsheidsspreuk 19 die zo past bij de waarheid die Jezus benoemt: “Zoveel als een mens is in de ogen van God, zoveel is hij en meer niet”.
Het loopt niet goed af en toch….. Franciscus’ Held, Jezus, toont ons de weg van ware menswording ten einde toe. Om staande te blijven als mens vanuit het fundament van de Vader Die ons dat mens-zijn schonk en Die als enige ons kan oordelen. Die fundamentele verbondenheid zien, ervaren en belijden, draagt een kracht in zich die ons brengen kan ver voorbij alle ‘stemmen’ die ons willen overschreeuwen, van alle kanten komen ze op ons toe, stemmen van buiten – óók die welke we ingeslikt hebben en die dus van binnen lijken te komen.
We zien het alom in onze maatschappij: hoe de macht van ‘de stemmen’ mensen kan verstrikken, verdoven, beschadigen, verstommen.
Er is maar één Stem die daar tegenover staande blijft. Als we in waarheid blijven staan en luisteren naar de stem van deze vreemde koning Jezus, raken wij aan al die vreemde stemmen voorbij, raken we zelfs de dood voorbij. Daartoe kwam deze Koning getuigenis afleggen en vele martelaren en heiligen en gelovigen tot op de dag van vandaag zijn hem gevolgd en hebben op hun beurt hiervan getuigenis gegeven. Tot glorie van God. Amen