Johannes 8,1-11 – zr. Emmanuel
inleiding:
Broeders en zusters, wij zijn hier bijeen in het huis van de Heer en in zijn Naam: Vader, Zoon en Heilige Geest. Amen.
Van harte welkom in deze vigilieviering van de vijfde zondag van de Veertigdagentijd.
In deze Veertigdagentijd zijn wij, als pelgrims van hoop, op weg. Wij volgen onze Heer op zijn weg naar Jeruzalem. We zijn weggegaan. We hebben bergen bestegen. Ook stonden we stil. En we hebben getracht te vinden. Op deze vijfde zondag zijn we al een heel eind op weg. Jeruzalem ligt in zicht. Maar als ware pelgrims haasten we ons niet. Integendeel: vandaag blijven we.
In het Evangelie horen we hoe Jezus verblijft in de tempel, waar Hij het volk onderricht. De Schriftgeleerden en Farizeeën confronteren Hem daar met een vrouw, betrapt op overspel. Met de vrouw als speelbal trachten ze zo Jezus te vangen, te strikken. Maar Jezus laat zich niet vangen. Uiteindelijk druipt de een na de ander af, tot Jezus alleen met de vrouw achterblijft. Wat leert dit Evangelie ons voor onze eigen pelgrimsweg, voor onze eigen levensweg?
Uit het dagboek van een pelgrim:
Het was weer heerlijk rustig wakker worden vanmorgen. Al enkele dagen hoef ik ’s morgens niet meteen mijn boeltje bij elkaar te pakken om weer op pad te gaan. Ik heb namelijk besloten hier een weekje te blijven. Ik voel dat dat goed is. Even een pas op de plaats maken, verwijlen bij alle inzichten die ik opgedaan heb, bij wat ik heb mogen vinden op mijn tocht.
Omdat het morgen zondag is, besloot ik het Evangelie van deze zondag te nemen voor mijn dagelijkse meditatie. Meestal laat ik me leiden door wat er op mijn pad komt, door wat zich onderweg aandient. Maar vandaag dus het Evangelie dat mij deze zondag aangereikt wordt.
Ik moet denken aan mijn vader. Dit Evangelie is een van zijn favorieten. Met name om de uitspraak van Jezus die hij zo’n beetje de sterkste zin uit de Bijbel vindt: ‘Wie zonder zonde is, werpe de eerste steen.’ Die zin gaat al heel lang met hem mee als een soort motto, of leidraad.
‘Wie zonder zonde is, werpe de eerste steen.’ Hoe anders zou de wereld eruit zien als iedereen dit ter harte zou nemen! Onze wereld vandaag de dag, waarin mensen al snel grijpen naar stenen – in alle soorten en maten. In het groot vertalen die stenen zich in een vermeend recht om naar wapens te grijpen. Maar ook in het klein, of beter gezegd: dichterbij huis kennen we die spreekwoordelijke stenen wel. Op social media wordt volop met modder, met stenen gegooid. Mensen oordelen zo snel over anderen. Of ze denken overal een mening (lees: oordeel) over te moeten hebben zelfs, en die mening vooral ook te moeten ventileren. En laat ik ook de hand in eigen boezem steken. Hoe vaak heb ik mijn oordeel niet al snel klaar? Die zin van Jezus werkt dan als een spiegel. ‘Wie zonder zonde is, werpe de eerste steen.’ Als ik die vraag écht hoor, écht tot mij toelaat, zie ik opeens helder voor ogen hoe het met mijzelf gesteld is. In het Evangelie wordt er daarom vandaag uiteindelijk ook niet geoordeeld. Door niemand.
De positie van de vrouw in het Evangelieverhaal intrigeert me. Ik zie haar daar staan, in het midden van de kring. Alle ogen zijn op haar gevestigd, maar is er iemand die haar écht ziet? Toch blijft ze. Ze blijft daar staan. Natuurlijk heeft ze aanvankelijk weinig keus. Ze is weerloos tegenover de mannen die haar meegevoerd hebben, tegenover allen die haar omringen. Maar als de een na de ander afdruipt blijft zij daar staan. Bij Jezus. Zij blijft onder zijn blik. Zij blijft onder de blik van degene die haar ziet. Die haar écht ziet.
Dat klinkt mooi, maar is niet gemakkelijk. Net als die zin van Jezus – ‘wie zonder zonde is’ – werkt ook zijn aanwezigheid, en juist zijn liefdevolle aanwezigheid, als een spiegel.
Hij is Degene van wie de psalmist zegt: ‘Zijn ogen, peilende, zien; zijn wimpers doorgronden de mens.’ Onder zijn blik zie ik in één oogopslag hoe het met mijzelf gesteld is. Ik sta daar, zoals de vrouw in de kring, weerloos. Niets om me achter te verschuilen. Alles in mij komt aan het licht. Maar onder zijn blik zie ik ook hoe kostbaar, hoe waardevol, hoe geliefd ik ben in zijn ogen…
Deze week blijf ik. Bij Jezus. Onder zijn liefdevolle blik.