Lucas 15,1-3+11-32 – br. Jan ter Maat ofm

inleiding:

Zusters en broeders, welkom in deze vierde vigilieviering in de veertigdagentijd, die wij beginnen in de naam van de Vader, de Zoon en de heilige Geest.
We zijn onderweg als Pelgrims van Hoop. Met onze Heer gaan we onderweg naar Jeruzalem. Het doel is helder, maar we gaan allemaal onze eigen weg.
We zijn weggegaan. En we hebben bergen bestegen. Ook stonden we stil. Vanavond proberen we te vinden.
En net als vorige week vertelt Jezus een gelijkenis. Deze zondag horen we het overbekende verhaal van de verloren zoon en zijn barmhartige vader. Vinden we in Jezus’ verhaal opnieuw een richting voor onze pelgrimsweg?
We zoeken deze veertig dagen een weg.

uit het dagboek van een pelgrim:

Dikwijls ben je in het leven heel lang op weg om te vinden wat je eigenlijk zoekt. De vraag naar de zin van mijn leven is al deze hele tocht met mij meegetrokken. In het begin kon ik haar als het ware meenemen in mijn rugzak, veilig weggestopt tussen mijn kleren en toiletgerei, maar hoe meer stappen ik zette, des te beter merk ik dat deze vraag een plekje gevonden heeft in mijn hart.

Vandaag in het bijzonder heb ik gemijmerd over de vraag wat ik eigenlijk vinden wil. Ik ben op pelgrimstocht gegaan met de gedachte dat ik op deze tocht mijn leven zou gaan vinden. Mijn leven was niet meer van mij toen ik vertrok. Werk, relaties en andere verplichtingen maakten dat waar het werkelijk toe doet ontoegankelijk.

Ik ben op weggegaan om mijn vrijheid te hervinden. En om dan als een tweede stap een hergeboorte mee te maken, een tweede jeugd in te gaan, een andere ik te vinden.

Maar wat is vrijheid? Ook onderweg als pelgrim merk ik dat alle impulsen van de wereld niet aan mij voorbijgaan. Misschien dringen ze zich zelfs wel doordringerder aan mij op, omdat alle prioriteit in mijn leven verdwenen is. Een leven waarin alles mogelijk is, dat blijkt geen vrij leven te zijn. Zo’n leven maakt mij juist tot slaaf, tot slaaf van alles wat mogelijk is.

Het leven kenmerkt zich door de beperking. Grenzen omgeven het leven: mijn leven is maar een beperkte ruimte, waarvan ik ook nog eens merk dat ik die wil delen met anderen.

Want het alleen-zijn vliegt mij aan op deze reis. Ik ben blij als ik aan de horizon een andere wandelaar begin te ontwaren, die schoorvoetend en dan met fikse pas mijn ruimte binnenkomt. Ik heb contacten met de ander nodig, al is het maar heel oppervlakkig. Broodnodig noem ik het zelfs, omdat honger hebben mij aanlokkelijker schijnt dan eenzaamheid.

Vanmiddag trof mij de gedachte dat dat wat ik vinden wil misschien niet voor mij ligt, maar achter mij. Dat het doel van deze pelgrimstocht misschien niet het ontdekken van een nieuwe toekomst is, maar het terugvinden van mijn wortels, van mijn oorsprong.

Maar de gedachte om naar het oude terug te gaan, is mij aangevlogen. Angstzweet brak mij uit. Want als ik bij ze terugkeren zou, wat zouden de mensen dan wel zeggen als ze ontdekken dat de opbrengst van mijn pelgrimstocht geen rijke toekomst is, maar de ontdekking dat ik met lege handen sta en het moet doen met het weinige dat ik heb.

Ik versnelde mijn pas, om deze angstgedachten met stappen als paukenslagen de das om te doen. En dat lukte. Als bij wonder lukte dat, omdat ik – op één van mijn rustplaatsen een boekje vond. Het heette ‘Wijsheid van een Arme’. Ik bladerde erin. En op de laatste bladzijde stond:

“God gelijkt op die huisvader, die aan zijn kinderen die opgegroeid waren en graag onafhankelijk zouden staan zei: ‘Ge wilt vertrekken, ge zijt ongeduldig om ieder uw eigen leventje te leiden, goed: ik wil u vóór uw vertrek slechts dit zeggen: als ge u ooit verveelt of in nood zijt, weet dan dat ik altijd gereed sta. Mijn deur staat dag en nacht wagenwijd open. Ge kunt altijd komen. Ge zult er thuis zijn en ik zal alles doen om u te helpen. Als alle deuren voor u gesloten werden, dan staat de mijne nog voor u open’. Zo is God. Niemand bemint zoals Hij.”

Ik vergat dat niet al het wereldse dat ik verzameld heb mijn oorsprong is. Maar nu weet ik dat weer. Mijn begin ligt ver voor het wereldse. God wil ik vinden op mijn pelgrimstocht. En Hij is achter mij, als oorsprong. Maar ook voor mij, als toekomst. Welke weg ik ook loop, Thuiskomen zal ik.