1Koningen 17,10-16 en Marcus 12,38-44 – zr. Emmanuel
inleiding:
Zusters en broeders in Christus, wij zijn hier verenigd in de naam van onze God die is: Vader, Zoon en Heilige Geest. Van harte welkom in deze vigilie van de tweeëndertigste zondag door het jaar.
We begonnen onze viering met een hoopvol lied. Ondanks deze donkere, grauwe en koude dagen – helaas niet alleen in letterlijke zin – is het toch de hoop die de toon zet. De hoop die kleur en licht geeft aan ons leven, aan onze wereld, hoe klein en verborgen soms ook.
Het is een passend lied, want deze zondag horen we in de lezingen over twee vrouwen die weet hebben van hoop. Twee vrouwen, die net als Abraham ‘hopen tegen alle hoop in’, en daarom geloven, en vertrouwen. De hoop geeft kleur en licht aan hun leven, en geeft hun de kracht om alles te geven wat ze hebben, in geloof en vertrouwen.
Wat hebben deze twee vrouwen ons nu te zeggen? Hoe kan hun grootsheid, hun moedige voorbeeld ook ons inspireren in ons eigen leven? Laten wij in deze viering bij deze vrouwen in de leer gaan. Richten wij ons daartoe met een gezongen gebed tot God.
Bezinning:
‘Ik zeg u: die arme weduwe heeft het meest gegeven. Allen gaven iets van hun overvloed, maar zij offerde van haar armoede alles wat zij bezat, alles waar ze van leven moest.’
Deze uitspraak van Jezus klinkt in al zijn eenvoud bijna als een logische conclusie: de weduwe heeft het meest gegeven, want ja, zij gaf het grootste percentage van haar totale vermogen. Toch is deze uitspraak precies in zijn eenvoud zeer veelzeggend en een grote uitdaging voor ons. Wat heeft Jezus ons te zeggen wanneer Hij deze uitspraak doet? Wat kunnen wij van de arme weduwe leren?
Het eerste wat opvalt is: haar armoede is voor de weduwe geen belemmering om toch naar voren te komen, om toch het hare te geven. Zij stopt haar armoede niet weg, zij verheelt niets. Integendeel: zij aanvaardt en omhelst haar eigen armoede, en durft in de werkelijkheid, in de waarheid te gaan staan. En dat in het vertrouwen dat zij er voor God werkelijk toe doet, dat Hij haar liefheeft en dat haar gave kostbaar is in zijn ogen.
Vervolgens: zij móet gezien hebben hoeveel de anderen allemaal wel niet in de offerkist wierpen. En toch durft zij het aan om, open en bloot, haar twee penningen ter waarde van één cent te offeren. Ze vergelijkt zichzelf niet met de anderen, maar blijft in diep en hecht contact met God, door wie zij zich reeds bemind en aanvaard weet, nog voor zij ook maar iets gedaan of gegeven heeft.
Zij geeft alles waar ze van leven moet. Met andere woorden: zij geeft haar leven. Zij getuigt van een rotsvast geloof en vertrouwen in Gods liefde voor haar, door in vrijheid te antwoorden op die eerste liefde. Zij weet dat zij geroepen is om te geven, om zichzelf te geven. Aan God, en in en vanuit Hem aan de ander.
En tenslotte: het is dít wat Jezus ziet, dít waar het Jezus om gaat. Het gaat Hem niet om de hoeveelheid die gegeven wordt, maar om het hart waarmee gegeven wordt.
Deze zondag worden wij opnieuw uitgenodigd om te geloven in Gods onvoorwaardelijke liefde voor ons. Om met onze armoede in het licht van die liefde te durven gaan staan. Om niet te vergelijken, maar te bloeien op eigen grond, heilige grond. Om ons leven te beschouwen als een geschenk, dat we gekregen hebben en dat dient om dóórgegeven te worden. En om dan tenslotte ook werkelijk álles te geven. Dat is niet gemakkelijk. Zeker niet in een wereld en in een tijd waarin de tendens eerder het tegenovergestelde is. Maar ook wij mogen ‘hopen tegen alle hoop in’, en leven in geloof en vertrouwen. Christus stelt ons daartoe de arme weduwe als voorbeeld voor ogen, en is zelf voor ons de Weg geworden.