Lucas 3,1-6 – zr. Emmanuel

inleidend woord:

Zusters en broeders, wij zijn hier bijeen in de naam van onze God Die is: Vader, Zoon en Heilige Geest. Amen. Van harte welkom in deze vigilie van de tweede zondag van de Advent.
‘Vervuld van hoop’. Met dit thema zijn we vorige week het nieuwe kerkelijke jaar begonnen, zijn we de Komende tegemoet gegaan. Hiermee sluiten we ook aan bij het Jaar van Gebed dat bijna achter ons ligt en richten we ons ook al op het jubeljaar waarin wij – christenen wereldwijd – als Pelgrims van Hoop de toekomst tegemoet mogen gaan.
‘Vervuld van hoop’ bidden wij deze vier weken voor de noden van de wereld. ‘Vervuld van hoop’ bidden wij voor de hopelozen, de namelozen, voor hen die van elk licht verstoken zijn. Wij bidden uit alle macht dat de ster, het lichtend teken van hoop, het donker van de nacht mag doorbreken.
Deze zondag richten wij ons oog op de vele vluchtelingen in onze wereld. De miljoenen mensen die huis en haard ontvlucht zijn wegens oorlog, geweld, vervolging, klimaatverandering. Volgens de vluchtelingenorganisatie UNHCR zijn er op dit moment meer mensen dan ooit gedwongen op de vlucht. Meer dan 110 miljoen mensen. Hen nemen wij in deze viering met ons mee, hopend en biddend dat zij zichzelf niet langer verloren wanen, verloren weten, maar gehoor mogen vinden, bij God en bij mensen.

bezinning:

Naya was 11 jaar toen de oorlog uitbrak in Syrië. ‘Opeens zaten we opgesloten in huis: naar buiten gaan was veel te gevaarlijk. We hadden geen water, geen elektriciteit en amper eten. Voor het slapen was ik bang: zou ik morgen weer wakker worden? Als dat gebeurde was ik nog steeds bang: wie was er vandaag aan de beurt? Ik had al veel vrienden en kennissen verloren. Uiteindelijk zijn we naar Turkije gevlucht. Vlakbij de grens werd de bus achter ons gebombardeerd. We moesten hard rennen. Op de weg zag ik dode mensen liggen. Soms, in de nacht zie ik dat moment nog in mijn dromen. Tijdens de vlucht konden we weinig spullen meenemen. Ik heb een oude schoolagenda uit Syrië, een sjaal van mijn beste vriendin en een stuk kauwgom van mijn beste vriend. Ik vind het fijn om soms naar die spullen te kijken: ze roepen fijne herinneringen op.’

Naya geeft de 110 miljoen mensen voor ons vanavond een gezicht. Zoals het verhaal van Naya, zijn er nog miljoenen andere verhalen. Van mensen – mannen, vrouwen en kinderen – die net als zij gevlucht zijn wegens oorlog, geweld of vervolging. Of van mensen die wel zouden willen en zouden moeten vluchten, maar voor wie dat onmogelijk is. Of van mensen die vastzitten op hun vlucht, zoals de duizenden vluchtelingen in Griekenland, die sinds de Turkijedeal niet verder kunnen. Velen van hen verblijven er nog steeds in tentenkampen, in de kou.
Miljoenen verhalen. Miljoenen mensen. Ook voor hen geldt de belofte die ons vandaag aangezegd wordt in het Evangelie:
‘Heel de mensheid zal Gods redding zien!’

De evangelist Lucas ziet de profetie van Jesaja vervuld in Johannes: ‘Een stem roept in de woestijn: bereidt de weg van de Heer, maakt zijn paden recht.’
‘Bereidt de weg van de Heer.’
Dat is ook de opdracht aan ons. Dat is waar Johannes de Doper ook ons toe oproept. Elk jaar horen we deze woorden in de Advent, wanneer we ons voorbereiden op Kerstmis, op het vieren van de geboorte van de Heer. Overbekende woorden, waardoor het gevaar bestaat dat we eroverheen lezen, of ze als iets vanzelfsprekends beschouwen, of als iets symbolisch.

‘Bereidt de weg van de Heer.’ De bittere waarheid is echter dat onze Heer Jezus Christus helemaal niet langs gebaande wegen ons leven en onze wereld kon binnentreden. Hij werd onderweg geboren. Hij werd in een kribbe neergelegd, ‘omdat er voor Hem geen plaats was in de herberg’. Ook voor Hem gold ‘vol is vol’. En nog in zijn eerste prille levensdagen moesten zijn ouders met Hem op de vlucht, naar Egypte, waar Hij een tijd als vluchteling verbleef.
Christus identificeert zich met de vluchtelingen, met de ontheemden, met de mensen langs de weg. Dat is de wijze waarop Hij op ons toekomt. En daarnaar zullen wij geoordeeld worden wanneer Hij wederkomt, zoals Hij zelf zegt in het Evangelie: ‘Ik was een vreemdeling, en gij hebt Mij opgenomen.’

‘Bereidt de weg van de Heer!’ roept Johannes. Veel politici, binnen Europa en daarbuiten, roepen wat anders: ‘Vol is vol!’ ‘Nederland wordt weer van ons!’ ‘Eigen volk eerst!’ Daarmee raken ze aan de angsten en zorgen van veel mensen, maar de christelijke boodschap, de boodschap van het Evangelie, is toch echt een andere. Christus wil met zijn Blijde Boodschap geenszins de angsten en zorgen van mensen wegpoetsen, of bagatelliseren. Wel wil Hij uitnodigen, oproepen: sluit je niet op in je angsten en zorgen; sluit je niet af van je medemensen die moeten vluchten om hun vege lijf, en dat van hun dierbaren, te redden. Trek geen muren op, maar houd de weg naar je hart open en begaanbaar.

Zo bereiden we de weg van de Heer, en bouwen we mee aan de komst van Gods Koninkrijk op aarde.
Heel de mensheid zal Gods redding zien!