Lucas 21,25-28+34-36 – broeder Jan ter Maat ofm

inleidend woord:

Zusters en broeders, welkom in deze vigilieviering van de eerste zondag van de Advent. We mogen ons hier verzameld weten in de tegenwoordigheid van Hem die er altijd al geweest is, die komen zal, en die voor altijd met ons is. In de tegenwoordigheid van onze God: Vader, Zoon en heilige Geest.
‘Vervuld van hoop.’ Met dàt thema gaan we op weg dit nieuwe kerkelijke jaar in, onderweg naar Kerstmis. Daarmee sluiten we ook aan bij het Jaar van Gebed dat bijna achter ons ligt en richten we ons ook al op het jubileumjaar waarin wij – christenen wereldwijd – als Pelgrims van Hoop de toekomst tegemoet mogen gaan.
‘Vervuld van hoop’ bidden wij deze vier weken voor de nood van de wereld. ‘Vervuld van hoop’ bidden wij voor de hopelozen, de hulpelozen, de lijdenden. Bidden wij, uitkijkend naar een tijd waarin de Mensenzoon gekomen is. Naar een tijd waarin het donker doorbroken wordt door de stralen van de Zon, die wij na elke nacht opnieuw verwachten.
Hopend dus. Omdat wij in onze eigen levens ergens en ooit de grond voor die onverwoestbare hoop gevonden hebben. En biddend dus. Omdat wij weten dat er zoveel is dat te groot is voor de mens alleen om tot een goed einde te brengen.
Vandaag richten wij onze blik op de vele oorlogen en onlusten in de wereld. Wij weten ons verbonden met al die kinderen die opgroeien te midden van geweld, met al die mannen en vrouwen die zich gedwongen zien om elkaar met wapens te bestrijden, met al die moeders en vaders die treuren bij de kapotgeschoten lichamen van hun zonen en dochters.
En tegelijkertijd richten wij onze blik omhoog. Naar Hem van wie wij onze hulp verwachten.

Bezinning:

Najah Idriss (23) had de hele nacht niet geslapen. Toen de psychologiestudente woensdagochtend de deur uitging, werd ze begroet door een lucht zonder kruitwolken en klonk er overal muziek op straat. ‘Voor het eerst in maanden zag je mensen weer glimlachen. Wat een opluchting – ik kon eindelijk weer ademhalen.’
Nadat Idriss hoorde over de onderhandelingen voor een staakt-het-vuren tussen Israël en Hezbollah, was ze aanvankelijk sceptisch. Vanuit Beiroet, waar vlak voor de aankondiging nog bommen vielen, voelde het nieuws onwerkelijk. ‘Na zo’n lange periode van geweld en angst raak je in een staat van ‘aangeleerde hulpeloosheid’. Je bent uitgeput en weet niet of het ooit zal eindigen.’

Zo schreef afgelopen woensdag het Nederlands Dagblad in een bericht over het staakt-het-vuren tussen Israël en Hezbollah. Samen met Najah Idriss zijn er tienduizenden die hebben geleefd te midden van geweld en angst in het zuiden van Libanon en Beiroet. Maar samen met haar zijn er miljoenen die leven in de bittere geur van geweld en de hete angst in hun aderen voelen. Miljoenen, in Gaza, in Israël, in Soedan, in Oekraïne, in Myanmar. Op veel meer plekken. Zoveel zelfs dat de kranten er het zwijgen toe moeten doen, omdat de mens niet over ál het leed van medemensen geïnformeerd wil worden.

Najal Idriss en die miljoenen anderen. Zij leven in precies de omstandigheden die het Evangelie van de eerste Adventszondag beschrijft. Jezus beschrijft de verstikkende angst, de gekmakende radeloosheid, de snijdende spanning. Levensomstandigheden die je het leven benemen. En te midden van die verschrikkelijke omstandigheden doet Jezus een oproep om omhoog te kijken. Om te vertrouwen op de komende verlossing.

Is dat niet al te makkelijk? Is dat niet het goedkope evangelie waar geen mens op zit te wachten, omdat het vervliegt met de wind als het tegen diezelfde wind in gaat in je leven. Als de zon schijnt in je leven, dan is het het moment om omhoog te kijken en het volle leven in de ogen te zien. Maar niet als je woont op het bloeddoordrenkte land van het Heilige Land, van Afrika, van Azië, van Oost-Europa.

Ik denk niet dat we Jezus mogen beschuldigen van het geven van makkelijke antwoorden. Zijn leven, eindigend op het kruis, was immers zelf geen makkelijk antwoord op de vragen van de mens. We mogen Jezus wel beschuldigen van het geven van uitdagende antwoorden. De uitdaging die Jezus mensen vandaag geeft is een uitdaging om in alle omstandigheden mens te blijven. Om je niet als een beest te gedragen, een beest met een afgestompte geest, met bloeddoorlopen dronken ogen, met bitterheid en een duistere ziel vanwege de zorgen van het leven, die je verstrikken.

Bewaar je ziel! Dat lijkt Jezus te zeggen. Aan alle mensen. Aan mensen die leven te midden van de ergst denkbare omstandigheden. Maar zeker ook aan mensen die denken te leven in de meest erge omstandigheden. Omdat ze hun zelf opgeworpen wallen en eigenhandig opgetrokken muren zien afbrokkelen. Omdat ze plotseling en ongewenst in de ogen van een ander kijken. Omdat ze de illusie alleen te zijn op deze wereld aan het verliezen zijn.

Bewaar je ziel! Richt je ogen van je binnenste mens-zijn steeds opnieuw omhoog. Omhoog naar de zon. Blijf mens. Wordt mens. Opnieuw. Zoals God mens geworden is en Jezus mens met de mensen is gebleven.

Beden:

* Bidden wij voor alle kinderen die opgroeien te midden van oorlog en geweld. Dat zij niet verleren om zorgeloos te spelen. Dat volwassenen zich inzetten voor hún zorgeloos bestaan.
* Bidden wij voor alle mannen en vrouwen die zich gedwongen zien om anderen met wapens te bestrijden. Dat nieuwe, heilzame wegen zich aftekenen. Dat leiders zich bekommeren om het welzijn van hen voor wie zij verantwoording dragen.
* Bidden wij voor mensen die treuren om de dood van dierbaren door menselijk geweld. Dat zij bronnen van troost ontdekken, tegen beter weten in. Dat zijzelf gevrijwaard blijven van wraak.
* Bidden wij om vrede, die teken is van het Rijk van God waarop wij hopen. Dat mensen in medemensen hun broeders en zusters ontdekken.